sociale waardering - yun et al

Vandaag nog las ik een oproep op LinkedIn van een begaafdheidsexpert die op zoek is naar wetenschappelijk onderzoek over sociaal emotionele achterstand of voorsprong van hoogbegaafden. Daarover doen meerdere theorieën de ronde. Enerzijds de beweringen dat hoogbegaafden moeite hebben om zich te verplaatsen in hun leeftijdsgenoten en dat daaruit een verschil in ontwikkeling blijkt tussen cognitieve vermogens en sociaal emotionele vaardigheden. Anderzijds wordt beweerd dat hoogbegaafden zich juist heel goed kunnen verplaatsen in leeftijdsgenoten maar ook in volwassenen waardoor ze aangepast gedrag vertonen afhankelijk van wat de omgeving wenselijk acht in de ogen van het kind. De waarheid ligt niet in het midden.

Te vaak worden woorden als voorsprong of achterstand gebruikt wanneer het gaat om de ontwikkeling van begaafde kinderen. Tot de leeftijd van 6 jaar is het zelfs gebruikelijk het label begaafdheid niet aan kinderen te hangen maar veiligheidshalve van een ontwikkelingsvoorsprong te spreken. Ten onrechte, want de hersenen van hoogbegaafde kinderen ontwikkelen zich niet sneller of langzamer maar anders. Hierover is inmiddels voldoende onderzoek bekend en geverifieerd. Denk bijvoorbeeld aan eerder door diLIMA aangehaald onderzoek zoals van Shaw, Jin, Choi en Lee.

Natuurlijk is er ook onderzoek gedaan naar de sociaal emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen. Veel zelfs, vooral in de relatie tussen perfectionisme, (faal-)angst en prestaties. Eén onderzoek wil ik hier noemen; namelijk ‘Mathematically Gifted Adolescents Have Deficiencies in Social Valuation and Mentalization’ door Yun et al. Deze onderzoekers gingen op zoek naar het extreme. Niet alleen werd gekeken naar algemene begaafdheid maar specifiek naar kinderen van 14 en 15 jaar met een exceptioneel talent voor wiskunde, omdat de onderzoekers ervan uitgingen dat bij deze groep de kans het grootst was dat er een afwijkend gedrag werd waargenomen. De begaafdengroep had een gemiddeld IQ van 143, de controlegroep van 111, dus ook bovengemiddeld.

De onderzoekers besloten om een spelletje te gaan spelen om te zien in hoeverre de begaafde kinderen zich afwijkend gedragen in groepsprocessen. De Ultimatum Game, een spel waarvan is aangetoond dat zowel emotie als intelligentie een belangrijke rol spelen. Bij het spel worden koppels gemaakt. Het ene kind krijgt €10 te verdelen onder zichzelf en zijn koppelgenoot. Het andere kind mag het bod aanvaarden of weigeren. Wanneer het bod wordt aanvaard dan krijgen beide kinderen het bedrag van het bod. Wanneer wordt geweigerd dan krijgen beiden niets. Een bod van €5 voor ieder kind wordt als ‘eerlijk’ betiteld, een bod van minder dan €5 aan de ontvanger als oneerlijk, een bod van meer dan €5 als ‘overeerlijk’. Na acceptatie of weigering van het bod werd het spel een aantal keer herhaald.

Je hoeft geen genie te zijn om te weten dat weigeren in je eigen nadeel is. Aan de andere kant betekent het aanvaarden van een laag bod dat de bieder weet het andere kind een lager bod aanvaardt waardoor het volgende bod wellicht weer laag zal zijn. Het aanpassen van het bod op basis van de weigering of acceptatie van het vorige bod werd vaker gedaan door de hoogbegaafde kinderen. Yun toont aan dat deze groep meer strategisch bezig is met dit spel dan hun leeftijdsgenoten. Die controlegroep van leeftijdsgenoten had aan het eind van het spel gemiddeld €43 ‘verdiend’. De groep hoogbegaafden gemiddeld slechts €33.

Yun geeft de volgende verklaringen. De groep hoogbegaafden deed als onderdeel van het strategische spel ongeveer even vaak een ‘oneerlijk’ bod en veel minder vaak een ‘overeerlijk’ bod. Het doen van oneerlijke biedingen werd gezien als onderdeel van het spel. Het grootste verschil tussen beide groepen was de acceptatie van ‘oneerlijke’ biedingen. Het niet accepteren van een bod heeft als gevolg dat beide partijen geen geld verdienen. De hoogbegaafden weigerden beduidend vaker een oneerlijk bod. Yun geeft aan dat dat de hoogbegaafden voorkeur gaven aan hun gevoel voor rechtvaardigheid. Bij het spelen van een strategie lieten de hoogbegaafden zien dat zij de cognitieve kant van het spel beter beheersten. Toch bleven ze met minder geld achter omdat ze bij ‘oneerlijke’ biedingen de voorkeur gaven aan rechtvaardigheidsgevoel. Zij hebben het ervoor over om zichzelf, maar ook de groep te benadelen wanneer dit het gevoel geeft dat de ‘schuldige’ gestraft wordt voor zijn daden. Yun constateert dat deze opstelling in een groepsproces tot weinig begrip zal leiden bij niet begaafde groepsleden. Anderzijds zal het hoogbegaafde kind het gebrek aan principes bij zijn leeftijdsgenoten als storend ervaren.

 

Het onderzoek van Yun toont nogmaals aan dat we niet moeten praten over cognitieve voorsprong en sociaal emotionele achterstand. Dit onderzoek is wederom een bewijs dat hoogbegaafden een andere dominantie hebben binnen de hersennetwerken bij het uitvoeren van taken. Dat een hoogbegaafde zich in bepaalde situaties anders opstelt dan in de groep als gewenst wordt beschouwd, is geen gevolg van een voorsprong of achterstand maar van een andere voorrangsregel in de hersenen. In dit geval en vele anderen speelt het gevoel daarbij een grote rol.